Rampen zijn van alle tijden. Wikipedia geeft een lijst van Nederlandse rampen, die begint met de stormvloed in het jaar 838 en eindigt met het vergaan van de Baltic Ace op 5 december vorig jaar. Het spreekt vanzelf dat wij mensen rampen proberen te voorkòmen. We gebruiken veiligheidsgordels, houden toezicht op de dijken, gebruiken brandwerende materialen en rusten veerponten uit met reddingsboten. Toch heeft niemand de illusie dat rampen de wereld uit zijn. Rampen gebeuren.
Daarom hebben we uitgebreide rampenprotocollen, waarin geregeld is wie met wie moet samenwerken en wie wat moet doen bij branden, aanvaringen, explosies, verkeersongelukken, natuurgeweld, neerstortende vliegtuigen of botsende treinen. En er is tegenwoordig geen rampenprotocol meer zonder een uitgebreid communicatiehoofdstuk. Brandweer, politie, overheden en ziekenhuizen nemen allemaal hun communicatiemedewerkers mee naar de ramp. Het is hun taak om informatie te verzamelen, te stroomlijnen, te digitaliseren en door te geven, vragen te noteren, lijsten met antwoorden te maken en de hulpverleners, de overheden, de media en elkaar op de hoogte houden. Alleen: er zijn altijd veel meer vragen dan antwoorden.
Geen enkel calamiteitenplan kan slachtoffers van een ramp behoeden voor de verbijstering, schrik, wanhoop, pijn en angst, waarmee een verschrikkelijk noodlot hen confronteert. Emoties die uitvergroot worden door de microfoons en de camera’s die de media hen vanaf moment één van de ramp voorhouden. De vragen buitelen over elkaar heen: Hoe kon dit gebeuren? Hoeveel slachtoffers zijn er? Wie zijn de doden, waar zijn de gewonden? Is de machinist door rood gereden, de chauffeur in slaap gevallen? Waar bleef de brandweer? De ambulance? Waarom weet niemand wat?
Als het stof is neergedaald en de rust enigszins is weergekeerd begint het onderzoek naar de toedracht van de ramp. Van groot belang is het aanwijzen van schuldigen. De piloot, de kapitein, de machinist of de buschauffeur zijn de eersten die hiervoor in aanmerking komen. Daarna wordt de inzet van de hulpverleners gefileerd. Maar één zondebok duikt bij elke ramp op: de communicatie. Daarmee is altijd van alles misgegaan. De communicatie kon altijd beter.
Dus buigen de communicatiedeskundigen zich na een ramp eendrachtig over de communicatiehoofdstukken van de calamiteitenplannen. Hier herschrijven ze een paragraaf en daar voegen ze een paragraaf toe. Er duiken nieuwe toverspreuken op: crisiscommunicatie, sociale media. Bij een volgende ramp gaan er nog meer communicatiemedewerkers naar de plek des onheils. Haalt dat wat uit? Wat zouden we dat graag willen. Maar helaas, over het noodlot hebben we geen controle, ook niet met communicatie. Sprookjes bestaan niet, rampen gebeuren; communicatie is zelden de oorzaak, communiceren is nooit de oplossing. Een ramp verandert het leven van de slachtoffers ingrijpend en voorgoed, en geen enkele toverspreuk kan dat goedmaken.