Onze hond heet Tobi. Het is een lief, vrolijk en aanhankelijk beest. Een allemansvriend. Zelfs de grootste boef treedt hij blij kwispelend tegemoet. Van huis uit een jachthond, houdt hij ervan om achter vogels, hazen en reeën aan te zitten, maar bij gebrek aan een deugdelijke leerschool op dit gebied hebben die acties nog nooit tot resultaat geleid. Nu hij een dagje ouder wordt, nemen zijn jachtinspanningen af.
Andere honden benadert hij met interesse en respect. Bij een ontmoeting met een soortgenoot maken de twee honden eerst een behoedzame inschatting van elkaar. Als dat positief uitpakt, gaan ze wat om elkaar heen draaien. Dan volgt het snuffelen, te beginnen bij elkaars achterkant, dan aan elkaars snuit. Als de kennismaking naar genoegen is, gaan de honden om elkaar heenspringen en achter elkaar aanhollen. Baasjes noemen dat graag spelen, maar in werkelijkheid schijnt het een soort uitgebalanceerd machtsvertoon te zijn. Tot ze er genoeg van krijgen en weer achter hun baas aangaan.
Negenennegentig van de honderd keer gaat dit goed. Maar niet altijd. Neem Floris. Een jonge, uitgelaten spring-in-’t-veld, wiens eigenaar een tijdje geleden bij ons in de buurt is komen wonen. Een soort groot uitgevallen schapendoes met krullen is het: sterk, fors en met een enorm harige vacht. Floris is een ongecastreerde reu en Tobi ook. Zo’n combinatie is niet gunstig. Al bij de eerste ontmoeting ging het grandioos mis. De gebruikelijke kennismakingsrituelen bleven achterwege, grommend en luid blaffend stoven ze op elkaar af. Met blinde haat gingen ze elkaar te lijf, uit hun ogen sprak moordlust. Dat er toen geen bloed vloeide is een wonder. Met doodsverachting stortten de bazin van Floris en ik ons op de grommende en bijtende hondenmassa om de twee vechters uit elkaar te halen. Dat lukte slechts met de grootste moeite en niet zonder kleerscheuren.
Sinds deze fatale confrontatie proberen we over en weer een treffen tussen beide honden te voorkomen. Als we de ander in de verte zien aankomen, maken we rechtsomkeert. Soms staan we toch onverwacht tegenover elkaar; dan herhaalt de geschiedenis zich. Andere hondenbezitters geven ons goedbedoelde adviezen. We zouden ze het moeten laten uitvechten; als er eenmaal een winnaar en een verliezer is, dan kennen ze voortaan hun plaats. Ik durf dat niet aan, want ik voorzie een moordpartij. Een andere tip is om ze aan hun achterpoten uit elkaar te trekken. Dan loop je zelf het minste risico op een venijnige knauw.
Als Floris verderop in z’n eigen tuin een kat of een vlinder wegblaft, springt Tobi als door een wesp gestoken op, vliegt naar het tuinhek en blaft fel terug naar de vijand in de verte. Floris laat dat niet op zich zitten. Over en weer blaffen de honden elkaar verbeten toe. Waag je niet in mijn territorium! vertellen ze elkaar, waarschijnlijk tot wanhoop van alle wederzijdse buren. Het houdt pas op als één van beide honden naar binnen wordt gehaald.
Tobi en Floris: water en vuur.
Misschien Cesar Millan eens laten komen….
Weer een heerlijk verhaal,niet achter Tobi gezocht dat hij ook vijandig kan zijn,dat lieve beest.
Hartelijke groet Toos