Mijn vader is 92 en een erg oude man. Zijn geest is nog steeds helder, maar zijn lichaam laat hem in de steek. Dat laatste is een hard gelag. Weinig functioneert nog naar behoren. Bewegen doet pijn. De kracht is uit zijn spieren. Hij hoort slecht. Het praten gaat hem moeilijk af. Terwijl hij zoveel te vertellen heeft. Als het zijn tijd is, zal hij sterven aan een haperend hart, een beroerte of ouderdom.
De dokters in het verpleeghuis kunnen hem niet helpen. ‘Laten we het maar even aanzien’, zeggen ze tot zijn ergernis. Het leven heeft hem niet veel meer te bieden. Hij zou het niet erg vinden om morgenochtend niet meer wakker te worden.
Zijn stoelgang is in de war. Een bijwerking van één van de medicijnen? Soms komt er dagenlang niets en maakt hij zich grote zorgen. Dan weer loopt alles eruit en schaamt hij zich voor de ‘zusters’ die hem verzorgen.
Bijna zestig jaar was hij getrouwd met mijn moeder. Bij diarree gaf zij hem twee dagen lang een enkel droog beschuitje, thee en wat gekookte witte rijst. Daarna mocht hij weer voorzichtig gewoon eten uitproberen. Meestal was de diarree dan over. Verstopping was natuurlijk een ander verhaal. Hij kreeg sla, komkommer en appels met de schil er nog om. Hij moest veel drinken: koffie, thee en water zo veel hij kon. Vroeg of laat was dan ook de verstopping voorbij.
Nu is er niemand die hem als een kloek in de gaten houdt en hem het juiste eten geeft. Hij krijgt de maaltijden die hij twee weken geleden op een lijst heeft aangekruist. Wat hij eet is zijn eigen verantwoordelijkheid. In zijn kamer liggen zakjes Movicolon. Voor als hij verstopt zit. Maar hij overziet het niet. Aan wie moet hij vragen of hij dat lekkere chocolaatje mag, ook al zit hij verstopt? Hoe moet hij weten wanneer de diarree voorbij is? Hoe moet hij diarree voorkòmen? Hij moet hij verstopping voorkomen?
‘Mamma wist dat altijd’, verzucht hij soms. Maar mamma is al weer zes jaar dood.