Mijn vader (92) heeft zijn leven lang een rotsvast vertrouwen gehad in de medische stand. Als je wat mankeert staat de dokter voor je klaar en die maakt het in orde, dat was zijn optimistische beeld van deze beroepsgroep. Daar betaal je tenslotte elke maand je premie voor. En het moet gezegd: toen zijn hart het dreigde te begeven kreeg hij een state-of-the-art bypassoperatie (met kloppend hart!) en de verwijding van zijn buikslagader werd verholpen met een stent. Na beide operaties was hij binnen korte tijd weer zo fit als een hoentje.
Maar nu zijn lichaam het langzaamaan begint op te geven, slaat zijn vertrouwen om in teleurstelling en boosheid. Het begon met pijn in z’n heup en bovenbeen, waardoor het lopen steeds moeilijker ging. De dokter stuurde hem naar de fysiotherapeut en de fysiotherapeut liet hem oefeningen doen. ‘Blijven bewegen, meneer!’ was de boodschap van zowel de dokter als de fysiotherapeut.
Dat was niet bepaald wat hij horen wilde. Bewegen was nu juist wat hij niet meer kon. De dokter moest hem eerst van de pijn in zijn been afhelpen, zodat hij daarna weer kon wandelen en fietsen. Hij had er grote moeite mee, dat de dokter hem slechts pijnstillers kon geven en dat de fysiotherapeut hem wilde leren om de juiste bewegingen te oefenen. Die oefeningen gaf hij al gauw op, want daarvan werd de pijn alleen maar erger. Bewegen deed hij steeds minder.
Eenmaal in het verpleeghuis terechtgekomen, kreeg hij weer een beetje hoop. Daar zouden ze toch wel weten hoe ze een oude man terzijde moesten staan. Groot was zijn verbijstering toen hij merkte dat ook de zusters in het verpleeghuis bewoners voor hun eigen bestwil zoveel mogelijk zelf laten doen om in beweging te blijven. Dat ze het beter vinden dat hij achter z’n rollator naar de lounge gaat dan in z’n rolstoel. Dat hij beter kan proberen om zichzelf te wassen dan om gewassen te worden. Nog steeds vindt hij dit diep in z’n hart maar niks. In een verpleeghuis woon je om verpleegd te worden.
Mijn vader behoort nog tot de generatie, die na de oorlog de maatschappij heeft opgebouwd met de gedachte dat alles maakbaar is en beter kan, als iedereen maar zijn best doet en zich aan de afspraken houdt. Zou dat de achtergrond zijn van zijn opvatting, dat dokters hem beter moeten maken en zusters hem moeten verplegen? Misschien. Maar ook de generaties na hem zullen het niet fijn vinden, dat er grenzen zijn aan wat dokters en zusters voor je kunnen betekenen.