Toen onze auto ermee ophield reden we over de A12, tussen Woerden en Utrecht. Marc zat achter het stuur. Hij trapte het gaspedaal verder in, maar dat hielp niet; de auto had geen vermogen meer. Hij had de tegenwoordigheid van geest om de auto voorzichtig naar rechts te sturen en te laten uitrijden op de vluchtstrook.
Toen stonden we stil. We konden ons de laatste keer dat we de Wegenwacht nodig hadden gehad niet heugen, maar nu hadden we geen keus. We belden de alarmcentrale. De ANWB-jongeman aan de telefoon stelde enkele gerichte vragen en gaf heldere instructies. Voorzichtig uitstappen aan de rechterkant. De hond ook uit de auto halen. Aan de andere kant van de vangrail gaan staan. Wachten. Hij verwachtte dat het ongeveer 25 minuten zou duren voordat de Wegenwacht er was.
Het was een rustige, maanbeschenen avond. Het regende niet. We wandelden wat rond. De hond deed een plas. De ene na de andere auto raasde ons in het donker voorbij. Binnen een half uur naderde er een flinke oplegger van de Wegenwacht, die zich netjes voor onze auto op de vluchtstrook positioneerde. Een kwieke wegenwachter sprong uit de cabine en stelde zich voor. Hij heette Martin. Een paar vragen, een snelle analyse. Onze auto moest de oplegger op en mee naar het servicepunt. Daar zou de boordcomputer uitgelezen worden.
Wij kropen bij hem in de cabine. Ik voorin, Marc achterin, de hond op schoot. Martin manoeuvreerde de oplegger behendig de snelweg op en vroeg nog wat door. Was dit eerder gebeurd? Welke omstandigheden? Hoe was dat toen verholpen? Via de autotelefoon raadpleegde hij ons onbekende partijen en collega’s. Het klonk vakkundig. Ondertussen babbelde hij ook met ons; over de auto, de hond, de kalme avond.
Het overleg leverde nieuwe informatie op. De verwachting was dat het uitlezen van de boordcomputer ons niet verder zou helpen. Dat kon beter door de Toyota-dealer gebeuren. We zeiden dat we eventueel ook een Toyata-servicedienst konden inschakelen, als dat beter was.
Martin werd niet echt boos, maar hij rechtte wel zijn rug. Daar kwam niets van in, zei hij. Wij hadden een persoonlijk lidmaatschap van de ANWB en we konden erop rekenen dat de Wegenwacht met een passende oplossing zou komen.
Hij praatte weer in de autotelefoon. Het plan werd gewijzigd. We kwamen aan bij het servicepunt, waar ondanks het late uur een rustige bedrijvigheid heerste. Onze auto bleef daar achter en zou de volgende dag naar onze eigen dealer vervoerd worden. Martin bracht ons, en de hond, naar een autoverhuurbedrijf vijf minuten verderop. Daar stond iemand klaar om onze gegevens te noteren en ons de sleuteltjes van een vervangende auto te overhandigen. Nog geen uur na onze onfortuinlijke stranding op de A12 konden we onze reis vervolgen.
Twee dagen later had de dealer onze auto weer in orde. Het was in feite een kleinigheid, iets met het elektrisch gaspedaal en de cruisecontrol. De leenauto brachten we naar een afleveradres in de buurt. Aan dit alles waren geen kosten verbonden.
Ik kan het niet laten om de service van de Wegenwacht te vergelijken met de gezondheidszorg. Daar zijn velen in de weer met het optuigen van wat ‘ketenzorg’ wordt genoemd. Dat er, van diagnose tot en met behandeling, een op jou en je klachten gerichte route wordt uitgestippeld; zowel snel als efficiënt. Met die ketenzorg wil het nog niet zo vlotten. Misschien moet het ziekenhuis eens bij de Wegenwacht in de leer.