Aanvankelijk was Peter Hein (1939) niet van plan om de onderduikgeschiedenis van zijn Joodse ouders te boek te stellen. Ieder gezin heeft zijn eigenaardigheden, dacht hij, ons gezin is daarop natuurlijk geen uitzondering. En dan, er zijn al zo ontzaglijk veel boeken over de oorlog geschreven. Is het dagboek van Anne Frank op zich al niet veelzeggend genoeg?
Toch heeft hij uiteindelijk de dertig bandjes waarop zijn ouders begin jaren tachtig aan hem hun onderduiktijd uit de doeken deden, uitgewerkt tot een boek, De onderduikers, dat nu bij Meulenhoff boekerij verschenen is.
Toen ik dit boek las, besefte ik pas goed hoe weinig de naoorlogse generaties, waarvan ik zelf ook deel uitmaak, zich bewust zijn van de omstandigheden tijdens de oorlog. De mensen hadden armoede, kou en honger geleden, de Duitsers waren schoften geweest en het allerverschrikkelijkste was, dat totaal onschuldige Joden waren opgepakt en vermoord. Dat is het wel zo’n beetje wat we wisten. We mochten blij zijn dat we de oorlog niet hadden meegemaakt.
Maar nu weet ik beter. Waar we vooral blij om mogen zijn is, dat we nooit hebben moeten onderduiken. Peter Hein beschrijft, min of meer uit de eerste hand, wat onderduikers aan verschrikkingen, ellende en angsten konden meemaken. Toen Peter opgroeide, zat zijn extraverte moeder vol verhalen over haar onderduikperikelen en hield niet op met daarover te vertellen, letterlijk: in geuren en kleuren. Dit in tegenstelling tot vader Hein, die nauwelijks iets losliet over die periode en er pas over begon te praten toen zijn zoon hem er vele jaren later, met de cassetterecorder paraat, expliciet naar vroeg.
De complete onderduikgeschiedenis van vader en moeder Hein staat nu op papier. De kleine Peter was in die periode ook ondergedoken, maar niet samen met zijn ouders. Dat was te gevaarlijk. Over zijn eigen onderduiktijd heeft Hein al eerder een aandoenlijk boekje geschreven.
Hein vulde de gedetailleerde, soms ijselijke avonturen van zijn ouders aan met relevante achtergrondinformatie van oorlogshistorici en andere auteurs. Hij sprak met ooggetuigen en nabestaanden van ooggetuigen en volgde de gangen van zijn ouders van het ene onderduikadres naar het andere. Ook heeft hij, geholpen door zijn vrouw en zoon, in archieven veel primaire bronnen geraadpleegd. Zo wist hij onder andere de waarheid te achterhalen over een onverkwikkelijke affaire uit die tijd, die hem niet losliet.
Opvallend is, hoe mild Hein schrijft over al het onrecht, dat zijn ouders voor, tijdens en na de oorlog is aangedaan door domme, inhalige, soms bepaald slechte mensen. Liever lijkt hij te willen wijzen op het verstandige, doortastende, bij tijd en wijle ronduit heroïsche optreden van anderen.
De onderduikers is goed geschreven, goed opgebouwd en goed gedocumenteerd. De belevenissen van de ouders worden getoetst aan de waarnemingen en ervaringen van anderen. Klaarblijkelijk heeft Hein het levendige verteltalent van zijn moeder geërfd, want De onderduikers is ook nog eens een ongelooflijk spannend boek dat je in één adem uitleest, soms zelfs met een glimlach. Maar het is vooral een indrukwekkend document over de impact van op de vlucht zijn; niet ver weg, in Syrië of Congo, maar onthutsend genoeg door achtertuinen in Utrecht en omgeving.
Reageren? Heel graag. Hou er rekening mee dat je reactie niet meteen op de site zichtbaar is.