Een feest om te lezen

Het heeft even geduurd, maar het lijkt erop dat Ilja Leonard Pfeijffer met ‘Grand Hotel Europa’ zijn definitieve vorm gevonden heeft. Zijn vorige romans waren goed, elk op zijn eigen manier, maar in zijn nieuwste boek zijn de kwaliteiten van de voorgangers ‘La Superba’ en ‘Brieven uit Genua’ aan elkaar geklonken tot een literaire eenheid die zijn weerga niet kent.

Pfeijffer gaat helemaal los. Grand Hotel Europa is niet alleen een knappe, gelaagde roman, maar ook een eigentijds, prikkelend, uitvoerig onderbouwd essay. 

Het romangedeelte gaat over Ilja Leonard Pfeijffer, een Nederlandse schrijver met een behoorlijke eigendunk, die in Grand Hotel Europa verblijft, een ouderwets romantisch hotel, gelegen op een niet nader gespecificeerde plek ergens in Europa. Hij blikt daar terug op de gestrande relatie met zijn vriendin. 

Het essaygedeelte, over massatoerisme en migratie, is meesterlijk door de romanlagen heen geweven. Hoe Pfeijffer dat doet? Om te beginnen speelt de amourette tussen de hoofdpersoon en zijn geliefde Clio zich grotendeels af in Venetië. Dat is al een ideale link naar het onderwerp massatoerisme. Vervolgens is Abdul, de piccolo van Grand Hotel Europa, een vluchteling uit het Midden-Oosten. Dat biedt de mogelijkheid om het onderwerp migratie uit te diepen. En tenslotte wordt de hoofdpersoon benaderd voor een vage documentaire over, ja waarover eigenlijk. In ieder geval bieden de documentairemakers hem de gelegenheid om op diverse toeristische locaties een kijkje te nemen en enkele interessante waarnemingen te doen. Een hilarisch én schrijnend hoogtepunt is de ontmoeting met de manager citymarketing van de stad Amsterdam. In een briljante monoloog bespreekt deze het dilemma waarmee hij beroepshalve worstelt: Amsterdam verkopen aan toeristen om zo de geldstromen op gang houden en tegelijkertijd ervoor zorgen dat de stad niet aan hen ten onder gaat. Een onmogelijke opgave. 

Het archaïsche Grand Hotel Europa, als metafoor voor het werelddeel zelf, biedt fraaie doorkijkjes naar het roemruchte verleden van Europa; de enige reden waarom de toeristenmassa’s uit Amerika en China volgens Pfeijffer Europa komen bezoeken. En laat het dan maar aan deze schrijver over om onweerlegbaar aan te tonen dat massatoerisme en migratie twee kanten van dezelfde medaille zijn.

Binnen de gebeurtenissen die zich afspelen in het hotel, worden de opkomst en de ondergang van de liefde tussen Ilja Leonard en Clio beschreven. Dit is (ik geef het met tegenzin toe) een minder geslaagd deel van het geheel. Alsof de schrijver wil bewijzen dat hij óók banaal kan zijn. In de zoektocht naar een door Ilja Leonard en Clio verzonnen schilderij van Caravaggio wordt bovendien erg nadrukkelijk met kunsthistorische kennis gepronkt. Of is ook dat allemaal verzonnen? Mij kun je over Caravaggio alles wijsmaken. De ontknoping van deze zoektocht is dan weer wél briljant. Daar kan Dan Brown van de Da Vinci Code nog een puntje aan zuigen. 

Het pleit ten zeerste voor Pfeijffer, dat hij royaal de ruimte neemt om zijn ideeën te ontvouwen en dat hij de diepte niet schuwt. Hij steekt niet onder stoelen of banken dat hij van huis uit classicus is. Schijnbaar moeiteloos citeert hij uit de bloemrijke klassieke literatuur. Ook zijn stijl is klassiek. Hij draait zijn hand niet om voor prachtig voluptueuze zinsconstructies, die, al zijn ze ingewikkeld, ‘Grand Hotel Europa’ tot een feest maken om te lezen.

De mogelijkheid hieronder een reactie te geven vervalt twee weken na publicatie.

Dit bericht is geplaatst in W.v.t.t.k. Bookmark de permalink.